De Kauw (Coloeus monedula) behoort tot de kraaiachtigen en is een van de kleinste leden van deze familie (34-39 cm lang).
Kenmerkend zijn de grijzige zijhals en achterhoofd en de lichtgroen-grijze oogring. Vrijwel volledig zwarte exemplaren komen overigens ook voor. Kauwen komen meestal in groepen of paren voor en foerageren vaak gezamenlijk in weilanden en wegbermen, ook wel binnen de bebouwde kom.
De paarband blijft ook binnen een grotere groep waarneembaar. De roep is een tsjak-tsjak achtig geluid.
Kauwen zijn intelligente vogels die wel als huisdier werden gehouden en die, vooral als ze als jong al met de mens in contact komen, erg tam kunnen worden. Het is tegenwoordig echter wettelijk niet meer toegestaan om Kauwen te houden. Dit is overigens ook geen sinecure – Kauwen zijn zeer energieke vogels en in een kooitje kwijnen ze weg; als ze ouder worden gaan ze vaak een soort paarbinding aan met hun verzorger en zien de rest van het gezin niet meer staan. Ze kunnen zelfs jaloers en agressief reageren op andere mensen.
In Nederland nestelen ze meestal in groepen in bomen, elders ook wel op rotswanden en in schoorstenen. De 4-5 eieren worden 16-17 dagen bebroed en de jongen vliegen na ongeveer 30-35 dagen uit.